kalender icoon

17 maart 2022

De roerige oorlogsjaren en de invloed op Het Comité

Op 14 mei 1940 maakte het bombardement van Rotterdam een einde aan het verzet van Nederland tegen Nazi-Duitsland. Net als voor de rest van Nederland brak voor Het Comité van Graanhandelaren een moeilijke tijd aan; de bezetting van Nederland. Gedurende de Tweede Wereldoorlog moest het Comité vele uitdagingen het hoofd bieden.

Al voor het bombardement van Rotterdam had de dreigende situatie in Europa zijn weerslag op Het Comité. Zo vertrok toenmalig voorzitter Van Stolk op 20 april 1940 naar de Verenigde Staten en verlieten ook enkele bekende, bij Het Comité aangesloten bedrijven naar het buitenland. Verschillende Joodse graanhandelaren deelden hun zorgen bij het bestuur, dat hen zo goed mogelijk ondersteunde.
 
Verwoesting van Het Graanhuis
7 mei 1940 vergaderde het bestuur van Het Comité met de Nederlandse Akkerbouwcentrale (NAC) over de verkoop van binnenlandse voerpeulvruchten aan importeurs. Het bleek de laatste vergadering in Het Graanhuis te zijn. Tijdens het bombardement van Rotterdam werd Het Graanhuis volledig verwoest. Vanaf dit moment vonden de vergaderingen en andere activiteiten plaats bij de secretaris thuis. De personeelsleden van de Opslagcentrale werden tijdelijk ondergebracht in de woning van NAC-ambtenaar Dolk, die in Kralingen woonde.
 
Wonden likken
Terwijl in het centrum van Rotterdam de rook nog niet was opgetrokken, vond op 22 mei 1940 de eerste bestuursvergadering plaats in de woning van de secretaris. Tijdens deze vergadering besloot het bestuur een bedrag van 12.000 gulden beschikbaar te stellen uit het Fonds voor Tussenpersonen om de schade van de oorlog en de bombardementen te compenseren. Twee derde van dit bedrag werd verdeeld onder de leden van de Vereeniging van Tussenpersonen, terwijl een derde werd uitgekeerd aan de agenten van buitenlandse huizen. Op 13 juni 1940 organiseerde Het Comité de eerste ledenvergadering na de capitulatie. Tijdens de ledenvergadering stond men stil bij alle graanhandelaren en andere bij Het Comité betrokken personen die de gevechten en bombardementen niet hadden overleefd.
 
Magere jaren
De bezetting van Nederland betekende voor veel graanhandelaren een strop. De invoer van granen kwam geheel stil te liggen, waardoor veel importeurs en verwante beroepsgroepen geen inkomsten meer hadden. Het Comité trachtte deze personen zo goed mogelijk te helpen. Enerzijds door geld in te zamelen om de misgelopen inkomsten te compenseren en anderzijds door in overleg met de branche te zoeken naar andere werkzaamheden waarmee zij hun brood konden verdienen.
 
Organisatie van de graanhandel
Kort na de capitulatie bleek dat de Duitse bezetter de Nederlandse economie wilde ‘integreren’ in de die van Duitsland. Het was voor de Duitsers belangrijk dat de belangrijkste Nederlandse ondernemingen zouden meewerken met de nieuwe machthebber. Met deze gedachte in het achterhoofd wilden vier belangrijke organisaties in de Rotterdamse graanhandel zich verenigen in één organisatie: de Federatie van de Graanhandel. De samenvoeging van Het Comité, de Bond van Nederlandsche Graan- en Zaadimporteurs, de Veragra en de Vereeniging van Tussenpersonen zou echter nooit officieel worden. De zogeheten Organisatie Commissie kreeg de opdracht om de samenwerking tussen Nederlandse ondernemers en Duitse bezetters vorm te geven. Deze schreef voor dat de branche georganiseerd moest worden via een vertakte structuur van hoofdgroepen, onderliggende bedrijfsgroepen en onderbedrijfsgroepen, met een sterk hiërarchisch karakter.
 
Financiële uitdagingen
De financiële situatie van Het Comité was in de oorlog zeer ingewikkeld vroeg veel aandacht van het bestuur. Zo diende het Comité over voldoende liquide middelen te beschikken om het personeel dat voor de overheid werkte tijdig te betalen. De uitbetalingen van de overheid lieten namelijk vaak erg lang op zich wachten en veel leden van het Comité waren in financiële problemen geraakt. Via verschillende innovatieve constructies hielp Het Comité leden die in geldnood zaten. Tegelijkertijd diende de brancheorganisatie op te passen dat het niet geliquideerd zou worden door de bezetter, waarbij de Duitsers zich het vermogen van het Comité zouden toe-eigenen. Ook was het van belang dat de waarde van het verwoeste Graanhuis, het meubilair en de omliggende grond goed vastgesteld zou worden, met het oog op een schadevergoeding.
 
Voorkomen tewerkstelling
Toen Duitsland besloot om Nederlanders in Duitsland te werk te stellen voor de oorlogsproductie, besloot Het Comité om zoveel mogelijk personen voor dit lot te behoeden. Zo maakte de organisatie dankbaar gebruik van het feit dat iedereen die bij de voedselvoorziening ingeschakeld werd, een vrijstelling voor tewerkstelling kon krijgen, in de vorm van een Ausweis. Het Comité en de vakgroepen deelden deze papieren ruimhartig uit. Toen de Duitse overheid na enige tijd vroeg om lijsten met alle namen van de personen die bij de voedselvoorziening betrokken waren, stelde Het Comité een nep-personeelsbestand op. Dit bestand zou worden afgegeven bij een eventuele inbeslagneming door de Duitsers en bevatte namen van personen die niet in dienst waren Het Comité. Tegelijkertijd gaf de secretaris-penningmeester, die actief was in het verzet, een ‘knokploeg’ de opdracht het echte personeelsbestand tijdens een overval te vernietigen als de Duitsers deze in handen dreigde te krijgen. Hierdoor werden honderden jonge mensen voor de tewerkstelling in Duitsland behoed.
 
Huidige situatie en oorlog in Oekraïne 
Wie had kunnen bedenken dat er anno 2022 een oorlog in de Oekraïne zou plaatsvinden? Dat er dagelijks burgers van dit land, waaronder ook collega’s en relaties van lid-bedrijven, moeten vrezen voor hun veiligheid en die van hun geliefden. In dit historische artikel over de oorlogsjaren staat Het Comité stil bij hen die te maken hebben met de gevolgen van deze oorlog en spreekt de hoop uit dat deze snel zal beëindigen.
 
De oorlog heeft grote impact op de huidige en toekomstige handelsstromen. Vanuit de Oekraïne vindt export plaats van tarwe, mais en zonnebloempitten naar de EU maar ook naar Azië en het Midden-Oosten. De aandacht van Het Comité gaat uit naar het gevaar van afhankelijkheid van granen uit de Oekraïne voor de armste landen en naar oplossingen voor de uitdagingen waarmee de handel nu en op de middellange termijn te maken heeft.